Werkloosheid
26-wekeneis
Niet iedereen komt in aanmerking voor een WW-uitkering. Om een WW-uitkering te kunnen krijgen, moet uw werknemer in ten minste 26 van de 36 weken vóór het begin van zijn werkloosheid in dienstbetrekking hebben gewerkt. Hierbij hoeft het niet om volledige werkweken te gaan: één gewerkt uur per week is voldoende. Ook weken gewerkt bij een andere werkgever tellen mee. Behalve de werkelijk gewerkte weken tellen ook alle weken mee waarin uw werknemer niet heeft gewerkt, maar waarover hij wel loon heeft gekregen. Heeft een werknemer wegens ziekte een hele kalenderweek niet kunnen werken? Dan telt die week niet mee. In dat geval wordt de periode van 36 weken verlengd met het aantal ziekteweken. Zodoende kan ook een werknemer die langdurig ziek is geweest, aan de 26-wekeneis voldoen. Deze ‘voorverlenging’ vindt ook plaats als de werknemer onbetaald verlof genoot of met zwangerschaps- of bevallingsverlof was.
De volgende gewerkte weken tellen niet mee:
- Weken gelegen vóór het ontstaan van een eerder recht op WW. Voor elk nieuw WW-recht moet de werknemer dus weer 26 weken gewerkt hebben. Er zijn bijzondere regels voor die gevallen waarin een werknemer in eerste instantie naast de WW gedeeltelijk blijft werken en binnen 26 weken daarna meer uren verliest.
- Weken gewerkt in een andere dienstbetrekking. Voor de wekeneis telt alleen het werk in de baan waaruit de werkloosheid ontstaat en de voorafgaande banen waarvoor die baan in de plaats is gekomen.
26-wekeneis
Niet iedereen komt in aanmerking voor een WW-uitkering. Om een WW-uitkering te kunnen krijgen, moet je in ten minste 26 van de 36 weken vóór het begin van je werkloosheid in dienstbetrekking hebben gewerkt. Hierbij hoeft het niet om volledige werkweken te gaan: één gewerkt uur per week is voldoende. Behalve de werkelijk gewerkte weken tellen ook alle weken mee waarin je niet hebt gewerkt, maar waarover je wel loon hebt gekregen.
Heb je wegens ziekte een hele kalenderweek niet kunnen werken? Dan telt die week niet mee. In dat geval wordt de periode van 36 weken verlengd met het aantal ziekteweken. Zodoende kun je ook bij langdurige ziekte voldoen aan de 26-wekeneis.
De volgende gewerkte weken tellen niet mee:
- weken gelegen vóór het ontstaan van een eerder recht op WW. Voor elk nieuw WW-recht moet je dus weer 26 weken gewerkt hebben. Er zijn bijzondere regels voor het geval je in eerste instantie naast de WW gedeeltelijk blijft werken en binnen 26 weken daarna meer uren verliest.
- weken gewerkt in een nevenbetrekking. Voor de wekeneis telt alleen het werk in de baan waaruit de werkloosheid ontstaat en de voorafgaande banen waarvoor die baan in de plaats is gekomen. Een kleine overlap is wel toegestaan: als banen elkaar niet langer dan 2 maanden overlappen, zijn het voor de wekeneis opeenvolgende banen.